De smalle weg naar het noorden – Richard Flanagan

 

Vanaf 1943 zette Japan meer dan driehonderdduizend krijgsgevangenen in, van wie de grote meerderheid Aziaten, maar ook Britten, Nederlanders en Australiërs, bij de bouw van de ‘Dodenspoorlijn’, die dwars door het tropische oerwoud, Thaïland (Siam) met Myanmar (Birma) moest verbinden. De 415 km lange spoorlijn werd van strategisch belang geacht, maar zou ook de blijvende getuige moeten zijn van het Westerse onvermogen, van de onverzettelijke ‘Japanse geest’ en van de onvoorwaardelijke trouw aan Keizer Hirohito.

Het is één van de schandelijkste episodes uit de Tweede Wereldoorlog. Van de 61.000 geallieerde krijgsgevangenen lieten 15.000 het leven. Bij de Aziaten was de tol nog veel hoger. Honger, uitputting, ziektes en mishandelingen door de Japanse militairen zorgden voor de massale sterfte, een gemiddelde van tweehonderd slachtoffers per dag.

Inhoud:

Hoofdpersonage is Alwyn “Dorrigo” Evans, een Tasmaanse dokter die nog voor WO II in de ban raakt van Amy, een jonge vrouw die getrouwd is – zo ontdekt hij later – met zijn oom Keith, een hoteleigenaar. Dorrigo is zelf zo goed als verloofd met de knappe maar conventionele Ella. Op het ogenblik dat oom Keith het overspel ontdekt, is Dorrigo al op weg naar het front in Syrië, waar hij zijn vuurdoop krijgt en zijn makkers leert kennen. Na de verscheping naar Singapore en de val van de stad, belanden ze in Japanse gevangenschap. Als arts en hospitaalcommandant krijgt Dorrigo de onmogelijke en vaak wrede opdracht om de uitgeputte en steeds meer uitgemergelde soldaten aan het werk te houden. “Speedo” is de naam voor het telkens bijgestuurde plan met het alsmaar opgevoerde werkritme.

Richard Flanagan roept heel concreet het leven in deze tropische hel op, waar de zwellingen ten gevolge van beri beri, de verwoestingen door pellagra, de snelle uitmergeling als gevolg van cholera en de stinkende zweren weinig aan de verbeelding overlaten. Verder zijn er nog de vernederingen, de afranselingen, de absurde eisen van de Japanse bewakers en hun Koreaanse trawanten. En de honger:

Richard Flanagan gunt ons ook een blik in het hoofd van de Japanners. Kolonel Kota is een onversneden sadist, onweerstaanbaar aangetrokken door de nekken van zijn gevangenen. Bij het onthoofden van Chinezen had hij de smaak te pakken gekregen. Geen executie zonder een haiku, denkt deze Kota. Als hij bij de onthoofding van de op werkverzuim betrapte Zwartje Gardiner – de steeds opgewekte vriend van Dorrigo en zijn neef zoals later zal blijken – zich een bekend vers niet meer herinnert, gaat het feest niet door. De schaamte van de kolonel, de woede om zijn falende zelfcontrole, zal Zwartje met zijn leven moeten bekopen. Terwijl hij tot moes geslagen wordt, kijken de medegevangenen toe en denken ze, ook al uit zelfverdediging, aan het klompje rijst of het halve eendenei dat op hen wacht. Nog sadistischer is het verhaal van vivisecties op gevangen Amerikaanse piloten, na de oorlog door alle partijen verzwegen uit opportunisme, zoals de Koreaanse handlangers na de oorlog werden opgehangen en niet Kota, hun sadistische Japanse bevelvoerder. Hij kon nog van nut zijn.

Heel bijzonder is de Australische krijgsgevangene die zinnen uit ‘Mein Kampf’ uit het hoofd leert om niet krankzinnig te worden. Maar er is meer dan louter sadisme. Kampoverste Namakura voelt zichzelf een goed mens en wil dat ook zijn. Hij toont soms begrip en mededogen maar uiteindelijk moet alles wijken voor de wil en de eer van de Keizer. De gevangenen zijn in zijn ogen eerlozen die zich overgaven en die niet anders kunnen dan hun leven, in ruil voor eerherstel, aan Japan en zijn krankzinnig spoorwegtraject schenken.

Na de oorlog raakt Dorrigo Evans, een gevierde chirurg en een bewierookte oorlogsheld, opgesloten in zijn “Grote Kerel” mythe. Zijn huwelijk is een puinhoop, in stand gehouden door een lijdzaam en liefhebbend incasserende vrouw. Hij is een verleider met de dood gewaande Amy als verboden droom. De wanhoop om het menselijk geweld loopt parallel met de waarheid omtrent de passionele liefde die niet met deugdzaamheid en wil samenvallen. Hiervoor voelt hij zich schuldig. Bovendien deelde hij met alle oorlogsveteranen die verdwaald waren in de burgermaatschappij, het vreselijke besef dat “hij nooit kon accepteren dat juist de dood zijn leven zin had gegeven.”

‘De smalle weg naar het verre noorden’ verspringt van heden naar verleden, van Syrië naar Birma en dan naar Australië. De titel verwijst naar de spoorlijn, maar is ook een vers van de grote Basho, de haiku-dichter die menig Japanse oorlogsmisdadiger zo goed in de mond lag.