De blauwe nacht (recensie)

 

Naar aanleiding van het boek ‘Blauwe nacht’ van Jan Siebelink. De dolende lijdensweg van een halve gare. Het boek À Rebours van Joris-Karl Huysmans gaat over de steenrijke hertog Jean Floressas des Esseintes, die de samenleving afwijst en een grondige hekel aan mensen heeft. De hedonistische edelman trekt zich dan ook terug uit de wereld en zondert zich af in zijn landhuis waar hij al zijn buitensporige dromen probeert te realiseren. Daar schept de neurotische en mensenschuwe kluizenaar een kunstmatig paradijs voor zichzelf. De verwende vlegel, want zo mogen we hem wel noemen, omringt zich in zijn nieuwe wereld met mooie kunstmatige voorwerpen. Er is niets natuurlijks aan, het is allemaal onecht maar daarom blijkbaar van grote waarde en genot. Op een goed moment wil hij weer terug naar de maatschappij, maar de eenmaal begonnen reis naar Engeland wordt afgebroken en ten slotte blijft hij eenzaam achter, ingesloten door zijn ziekte. Dit is kortweg de samenvatting zoals ik het na een paar keer googlen heb begrepen. In deze merkwaardige en duistere roman van Huysmans leidt de hoofdpersoon het leven van een decadent, want de edele klaploper hoeft niet te werken en verafschuwt degenen die dat wel moeten. Zijn opvatting van kunst is: anti-natuur en zijn daden zijn pervers, sadistisch en wellustig. Ook dweept de waanzinnige idioot met religie en al deze kenmerken schijnen het wezen van het decadentisme te wezen. Een verdorven levensstijl als reactie op de vervlakking, het winstbejag, het materialisme en de democratisering van de burgerlijke samenleving aan het eind van de 19e eeuw. De titel van het boek is ook niet voor niets ‘Tegen de keer’, dat wil zeggen tegen de natuur, tegen de stroom in. Het verhaal lijkt me niet spannend. Het gaat om de eentonige verveling van een egoïstische fantast wiens droom in een hel eindigt. Iemand die geen ander kan velen en geregeld ziek, zwak en misselijk is. Hoe kan het ook anders. Wat een lul! Maar het kan totaal anders! Laat Huysmans vallen en neem tijdgenoot Heijermans, die het toneelstuk ‘Op hoop van zegen’ heeft geschreven, een aanklacht tegen misstanden in de zeevisserij, het leger en oudemannenhuizen. Heijermans trekt echt van leer tegen sociale ellende. Eind 19e eeuw is de arbeider nog een pauper, zoals overal elders in Europa. Hij maakt werkdagen van tien uur en dat zes dagen per week. In de Jordaan wonen deze paupers in onbewoonbaar verklaarde krotten en ook in de rest van Europa is er dan nog veel mis. Heijermans wil daar wat aan doen. Hij is wars van macht, sociaal onrecht en een verouderde moraal. Hij neemt stelling en dat is karakter, dan heb je kloten. Je kunt je als intellectueel en kunstenaar ook isoleren als de samenleving je niet bevalt en bijvoorbeeld met een losgebroken slet gaan vermaken, maar dat levert niets op.
Berouw komt blijkbaar na de zonde, want Huysmans wil zich op een goed moment weer onder de mensen begeven en wordt uiteindelijk katholiek. Op 12 mei 1907 sterft hij als Benedictijner broeder aan de gevolgen van long- en botkanker, veroorzaakt door zijn jarenlange kettingroken. Zie hier de lijdensweg van een halve gare. In ‘De blauwe nacht’ van de ouwe smeerpoets Jan Siebelink, speelt de roman van Huysmans een sleutelrol. Hoe is dat mogelijk? Ik word al misselijk als ik op de achterflap die donkere en schunnige blik van Siebelink zie en ik ga toch graag met mensen om. Wellicht walg ik ook van decadente lui en hun absurde en botte gewoontes.

Neem de hedonistische levenshouding, die we in de roman aantreffen. Voorbeeld: de perverse Judith streeft onder alle omstandigheden naar directe lustbevrediging, zonder zich om een ander te bekommeren. Haar bandeloze gedrag is volslagen platvloers. Zo raakt ze opgewonden van surveillerende politieagenten op motorfietsen. Op het toilet doet ze gauw haar roze balletjes in (113) en aangekomen op haar werk gaat ze languit op een toilet liggen met haar hoofd naast de pot. Het resultaat is een gloeiend hoofd en duizeligheid. Een orgasme kan er blijkbaar niet van af. Ik vind dit te ver gaan: de balletjes hadden blauw moeten zijn. Dan was er nog hoop geweest.
Het boek van Siebelink bevat niet echt een verhaal. Het mist structuur en orde. De strekking is volkomen mistig, maar zo’n fragmentarische opzet schijnt dan juist weer een goede eigenschap van het decadentisme te zijn. Bij mij blijft toch de indruk hangen dat zo ieder gebrek wordt goed gepraat.
Rare snuiters die decadentisten.
Het relaas van Siebelink is soms smerig en schunnig. Neem de incestueuze relatie van Simon met zijn dochter Elsa. Elsa koopt een zwarte bh om haar vader te behagen en vader Simon zegt dat hij hier liederlijk van wordt (218 en 220). Even verderop vindt Elsa haar vader de ‘volste man die ik tot nu toe ontmoet hebt’ en daarom wijst ze andere mannen af (220). Uiteindelijk zou Simon het wel met z’n vieren willen doen, dat wil zeggen met zijn dochter, vrouw en zijn wellustige niet te bevredigen minnares. Dan is er ook nog Emmy, één brok hitsigheid zonder verstand, die pardoes haar gezin in de steek wil laten voor een man zonder toekomst die alleen maar lelijke hoeren kan neuken. Dit is over de top, over de grens van het betamelijke, maar wel decadentisme van het zuiverste water met zijn combinatie van geweld en lust, zoals blijkt uit een droom van Judith waarin brute wrede mannen haar tegen de grond kwakken en van achteren nemen. Een satanische manier om erotisch plezier te beleven.

In het boek Nana van Zola hadden we te maken met een zieke hoofdpersoon en een verdorven samenleving. Bij Huysmans en zijn vriendje Siebelink hebben we daarnaast ook te maken met ziekelijke schrijvers die er een laisser-faire mentaliteit op na houden. Ondanks al dat blauw is er echt geen hoop. Het is zwarte kraaien literatuur.
Huysmans is een halve gare en Siebelink een vunzige ouwe vent die nog steeds lijdt onder zijn veel te strenge gereformeerde opvoeding. Geef mij dan maar onze voorzitter Pierre, een vrolijke levenslustige kerel, een hardwerkende burger die zich het lot van de mensheid aantrekt. Die stelling neemt en zich niet terugtrekt om nerveus te dromen over een of ander kunstmatig bosje bloemen. Geef hem de werkelijkheid maar. Uit naam van ons allen: Siebelink flikker toch op.

Geert Schreur.