Tsjaikovskistraat 40 – Pieter Waterdrinker

‘Een handjevol doodsbange, elkaar in de kont neukende poortwachters’

Nadat Pieter Waterdrinker vorig jaar met Poubelle de indrukwekkendste Nederlandse roman van het jaar publiceerde ligt er nu alweer een geheel nieuw en andersoortig boek, een amalgaam van autobiografie en scheldpartijen op schurken als Lenin, met Rusland als verbindende factor.

Het huis waar de auteur met zijn Julia woont en waar de titel aan werd ontleend kennen we al uit een stuk dat Waterdrinker er in 2010 voor Vrij Nederland over schreef. Veel van wat in dat stuk staat komt hier weer terug. De straat is niet vernoemd naar de componist, maar naar een sovjet-schurk en speelde in de jongste Russische geschiedenis, sinds de opborrelingen die leidden tot de linkse staatsgreep in 1917, een belangrijke rol. In de nauwe omtrek woonden of verbleven historische figuren van allerhande snit, zelfs Vladimir Iljitsj heeft er nog rondgehangen en zo zou het dus een mooie kapstok kunnen zijn om een verhaal over een eeuw Russische geschiedenis aan op te hangen, op zich een aardig idee, maar het zou naar alle waarschijnlijkheid een gruwelijk saai verhaal hebben opgeleverd, dus doet Waterdrinker het anders.

Het boek is doordesemd van frisse tegenzin, voortspruitend uit het besef, met tal van voorbeelden geïllustreerd, dat alle streven nutteloos is, omdat de kleine man altijd de klos zal blijven, zoals we ook bij de Russische revolutie konden zien, en na de ineenstorting het Rijk van het Kwaad niets ontziende oligarchen er met de buit vandoor gaan en het volk de kruimels laat.

Ook de verteller krijgt het lid op de neus, als hij denk een flinke slag te kunnen slaan, maar door zijn zakenpartner wordt getild zonder dat hij er iets aan kan doen, net als eerder een frauduleuze boekhouder het spaargeld stal van zijn ouders die allebei, hoe kan het ook anders, werden geslagen met kanker. Machteloze woede kenmerkt de toon van lange tirades, waarbij ook de rechtszaak wegens vermeend antisemitisme die Waterdrinker ooit aan de broek kreeg de revue passeert, als zoveelste voorbeeld van totale uitzichtloosheid, ik zeg het maar even in mijn eigen woorden. Alles gaat mis. Zelfs de kat gaat dood en als die moet worden begraven is de grond natuurlijk stijf bevroren.

Het hele boek zelf komt er ook maar tegen heug en meug. In het zicht van honderd jaar Russische revolutie leek het de uitgeverij een goed idee als hij daarover zou schrijven. Hij voelt daar niets voor. Hij begint al aan een antwoord, waarin hij uitlegt dat hij is gestopt met schrijven (‘Na bijna een kwart eeuw geef ik het op. En dat heeft niets te maken met de intens corrupte Nederlandse literaire wereld, waar nog altijd een handjevol doodsbange, elkaar in de kont neukende poortwachters boeken en daardoor levens kunnen maken en breken. Het is veeleer dat…’), maar bedenkt zich, zodat hij het briljante zakenplan van zijn aan lager wal geraakte zwager Aleksej kan helpen financieren. Dat daarvan ook niets terechtkomt is geen verrassing, maar de manier waarop past helemaal in dit boek, want in plaats van in één keer en onder gaan wordt het een lange lijdensweg met louter imaginaire perspectieven, fata morgana’s die het falen alleen maar verder benadrukken.

Telkens als iets even goed dreigt te gaan weet je als lezer al dat het nooit lang kan duren, en dat doet het dan ook niet want de wereld is verrot en de geschiedenis herhaalt zich volgens Waterdrinker niet, ook niet als tragedie of farce, maar rijmt, en wij zitten onherroepelijk vast in het eeuwige rad waaruit geen ontsnappen mogelijk is.

Veel losser gecomponeerd dan Poubelle is deze roman toch ook weer een politiek boek, een commentaar op de wereld van vandaag en morgen, dat een enkele keer echt doorschiet. Zo vergelijkt Waterdrinker de arme inwoners van Sint Petersburg, die vlak voor de revolutie de bevroren Neva overtrekken om aan de overkant, waar de rijken en machtigen wonen, te gaan brandschatten, plunderen en verkrachten, met de migranten die heden ten dage huis en Afrikaanse haard verlaten en de Middellandse Zee overtrekken naar de vleespotten van Europa, met als onderliggende waarschuwing dat als wij niets doen ons continent eenzelfde lot te wachten staat als het tsaristische Rusland. Dat is dan weer jammer, ook al omdat de vergelijking twee keer wordt gemaakt, terwijl de boodschap de eerste keer al was overgekomen. Het is ook enigszins raadselachtig, omdat Waterdrinker zich verder nergens aan dit soort gemakzuchtige opinions chics overgeeft, maar juist boeit doordat hij zich nergens iets van aantrekt, en al helemaal niet van de opvattinkjes in de grachtengordel. Tenzij ik de ironie niet begrijp, dat kan natuurlijk ook, want daar heb ik nu eenmaal weinig gevoel voor.

Enno de Witt