Grip – Stephan Enter

HET HART VAN ALLE DINGEN ZOEKEN

Maakt onze sterfelijkheid het leven zinloos, of juist zinvol? Vrienden van vroeger redetwisten in Grip van Stephan Enter.

Twee mannen, Paul en Vincent, hebben elkaar twintig jaar geleden voor het laatst gezien en vangen nu samen een treinreis aan naar Wales. Daar, in de buurt van Swansea, zullen ze twee andere vroegere vrienden bezoeken, Martin en Lotte. De mannen ontmoeten elkaar op station Bruxelles Midi, peilen hoezeer de tijd vat op de ander heeft gehad, en stappen dan in de trein die hen door de tunnel onder het Kanaal zal brengen. Aan alles voel je: er staat iets tussen deze mensen in, iets uit het verleden en maar eens kijken hoe zich dat straks zal openbaren.

Stephan Enter werkt in zijn nieuwe roman Grip een spannend gegeven uit, dat jammer genoeg in de eerste helft verzandt omdat hij de lezer overlaadt met informatie. We maken kennis met alle vier personages tegelijk, eerst weliswaar alleen vanuit het perspectief van Paul, maar zijn gedachten schieten van de een naar de ander. Hij ziet Lotte voor zich, die haar kin met een heerszuchtig rukje scheef kon trekken en niet tegen mensen met brillen kon. Hij denkt aan Martin, die altijd met volle mond sprak en zich snel aangevallen voelde; en aan Vincent die serieel monogaam was en een corpslid in zijn neus beet. . . en zo gaat dat maar door.

Tussendoor wordt de treinreis zelf beschreven, het instappen van andere passagiers, de gesprekken die ze voeren, hoe het licht buiten valt of juist binnen. We vernemen ook nog hoe Paul over het leven denkt, mijmeringen die bijvoorbeeld zo gaan: ‘En dat je in alles weerspiegelingen zag en het hart van de dingen zocht zoals daar, dat vervallen kantoorpand – die verschoten roodwit gestreepte markiezen die ademhaalden en zich volzogen met zomerlucht.’

Het is te veel, waardoor er geen vaart zit in het eerste deel van het boek, en het wordt niet veel beter als het perspectief wisselt en de geschiedenis wordt beschreven door de ogen van Martin.

Vreemd is dat, want Enter heeft in zijn eerdere werk, en vooral in zijn roman Lichtjaren (2004), bewezen het evenwicht te kunnen vinden tussen uitgebreide beschrijvingen van steeds nieuwe details en de grote lijn, waardoor hij feilloos een sfeer weet op te roepen. In de eerste helft van Grip is die balans zoek en pas gaandeweg herpakt Enter zich. De gedachtenstreepjes die hij in het begin opvallend veel gebruikt en het lezen iets moeizaams geven, verdwijnen nagenoeg. Zijn stijl wordt vloeiender, een teken dat hij de materie onder controle krijgt. De personages beginnen te leven en nog sterker gebeurt dat met wat zij vroeger met elkaar hebben meegemaakt.

Als twintigers hebben zij met zijn vieren bergen beklommen op de Lofoten. Doordat het perspectief blijft wisselen, zien we die vakantie steeds opnieuw in een ander licht. Gebeurtenissen die eerst nogal wonderlijk leken, blijken verklaarbare acties te zijn geweest, niet voor de personages in het boek die gevangen blijven in hun eigen visie, maar voor de lezer die al die visies voorgeschoteld krijgt en kan combineren. Dat maakt dat alles op zijn plek begint te vallen en het verhaal toch nog solide in elkaar blijkt te zitten – wat Grip overigens nog niet tot veel meer maakt dan een aardige roman over vier mensen die lang geleden met elkaar op vakantie waren.

Dit gegeven wordt opgetild door het thema dat inherent is aan de reünie: de ervaring van het ouder worden. Vincent en Paul debatteren nadrukkelijk over de vraag of de sterfelijkheid van de mens het leven zinvol of nu juist zinloos maakt. Ze worden het niet eens, maar Enter maakt duidelijk hoe hij erover denkt.

Vincent is de verliezer. Hij wil grip houden op het leven en de tijd, maar raakt er juist in verstrikt. Hij had van Lotte iets onsterfelijks gemaakt, want in zijn hoofd was zij altijd het meisje van vroeger gebleven. Pas aan het einde beseft hij dat zij ouder moet zijn geworden en die confrontatie wordt hem fataal. Paul is degene die in het nu leeft en zich kan geven, wat de roman ten slotte opstuwt naar een krachtig slot dat het rommelige begin ruimschoots goedmaakt.