Cliënt E. Busken – Jeroen Brouwers

Verhalen uit het verzorgingstehuis zijn ‘ín’, kijk maar naar het succes van Hendrik Groen. En onlangs verscheen van Erik Nieuwenhuizen ‘Niemand vertelt je hier ooit wat’, over een man die tegen zijn zin in een zorgcentrum zit. Jeroen Brouwers schreef een boek met hetzelfde uitgangspunt, ‘Cliënt E. Busken’. Genoemde Busken zit doofstom en ongecoördineerd molenwiekend op de gesloten afdeling van Huize Madeleine, maar van binnen is hij nog volop in bedrijf, dat wil zeggen, ondanks zijn vermeende dementie borrelt en gist het nog in zijn hoofd. Het is daar een Jeroen Boschachtige bedoening (een tekening van Bosch siert het voorplat van dit boek), vol monstruositeiten, schrikwekkende gebeurtenissen, nachtmerrieachtige gedachten, boosheid en getier, een enkele keer afgewisseld met idyllische dromen.

Of het hier een natuurgetrouwe afbeelding van een gemiddeld dement en bejaard brein betreft, waag ik te betwijfelen, professor Scherder zal zich er niet in kunnen vinden, maar dat is ook Brouwers’ bedoeling niet: hij wil geen realistisch of authentiek beeld scheppen maar fictie, verbeelding en dat alles in de meest woordenrijke, barokke zin van het woord. De demente bejaarde is slechts een aanleiding, voorwendsel zelfs, om een monument van taal op te richten. Aan lezers die hopen meer inzicht te krijgen in de demente geest heeft dit boek weinig te bieden.

Hij is de asociale, woedende, in zichzelf voortrazende narcist, omringd door talloze demonen, maar zich zelf bewust van zijn eigen, al dan niet gefantaseerde belang. Deze figuur geeft Brouwers de gelegenheid om zich ongeremd te laten gaan.

Hij schrijft van de hak op de tak, en in vliegende vaart, nooit staat die gedachtencarrousel stil. Busken zelf neemt alles wat er om hem heen gebeurt scherp waar, de verzorgers in hun uniseksuele pakjes, misschien zijn het wel transgenders, zijn mededementen onder wie Mieneke Kalckbrander, een afgedankte actrice die hem tegen zijn zin bemoedert, de begeerlijke verzorgster Moniek

Buskens verwarde maar welbespraakte geest is een goudmijn. Je moet er wel voor in de stemming zijn . Na een paar hoofdstukken moet je het steeds even wegleggen. Toch roept het ook wel herkenning op. Zijn voorkeur voor woorden van vier letters, een paar vervlogen Indische herinneringen, onzekerheid omtrent het bestaan van zijn vrouw en dochter. Je voelt dat deze man Oordeel: virtuoos taalgebruik, dat ik af en toe weg moest leggen.