De bekeerlinge (verhaal)

Stefan Hertmans

Amsterdam/Antwerpen, 2016

 

Voor de vrouw die een huis kuste

 

De vorm van de tijdloosheid is het hier en nu (Thomas Mann, Jozef en zijn broers)

 

I Jupiters berg

De ik-verteller ziet in zijn verbeelding een jonge man en een zwangere vrouw afdalen naar zijn bergdorpje Monieux, waar hij zelf al meer dan 20 jaar een huisje heeft.  Het is een Joods stel en er wordt beschreven dat de vrouw later een jongetje baart. Later komt er ook een tweede kind. Ze groeien op in een voor Joden steeds vijandiger omgeving. De vrouw was vroeger Christen en voor haar familie gevlucht. Het is 1090 en de verteller woont daar in het Franse bergdorpje  in 2015.

II Rouen

In 1070 wordt in Rouen in een Christelijk gezin een dochter Vigdis geboren. Haar ouders zijn welvarend en stammen af van Noormannen. Jaren later arriveert vanuit Narbonne een Joodse jonge man in Rouen om te studeren. Vigdis wordt verliefd op hem. Ze kan alleen met hem verder gaan als ze zelf Joods wordt, maar dat willen haar ouders niet. Voor straf moet ze in een klooster, maar daar wordt ze door haar minnaar gekidnapt. Ze vluchten samen weg.

III De vlucht

De ik-figuur (= schrijver) bezoekt ook Rouen. Hij doet dat om de vlucht te kunnen beschrijven die het koppel heeft gemaakt. Intussen wordt verteld dat het jonge stel seks met elkaar heeft.                                                         
Het is een lange tocht met hindernissen en onderweg worden ze overvallen door rovers. Vigdis wordt aangerand. David verdedigt haar en slaat de twee mannen dood. Op weg naar Clermont bidt de onzekere Vigdis (intussen Hamoutal door David genoemd) ook nog tot haar Christelijke God. Na een lange reis komen ze tenslotte in Narbonne aan.

IV Narbonne

In Narbonne wordt Vigdis omgedoopt. Ze krijgt de naam Sarah, maar David noemt haar voortaan Hamoutal. Ze hoort dat er mannen door haar vader achter haar aan gestuurd zijn. Die zoeken in de omgeving naar haar. De vader van David, die opperrabbijn in Narbonne is, vindt dat ze moeten vluchten. Intussen blijkt dat Hamoutal zwanger is. 

V Moniou

In Moniou lijkt Sarah snel aangepast aan het gewone Joodse leven. Maar dan volgen er dramatische veranderingen:  Paus Urbanus in 1095 roept de Christenen op om op kruistocht te gaan. Het Heilige Graf moet worden veilig gesteld tegen de – in zijn ogen – verraderlijke moslims.  De oproep leidt ook tot een jacht op de Joden. Dan komt er een leger kruisvaarders in het stadje Moine aan, waar ze flink huishouden.  De Joden worden afgeslacht. Ook David wordt vermoord. De twee oudste kinderen van Sarah worden door de kruisridders ontvoerd. Het derde kind is nog een baby. Ze wil de kinderen daarna gaan zoeken. De Joodse rabbijn Obadiah geeft haar een Hebreeuwse aanbevelingsbrief mee. Die staat ook afgedrukt in de roman. Joden zouden haar daarmee onderweg moeten helpen.

VI De overtocht 
Hamoutal  wil de winter afwachten en gaat in het voorjaar van 1097 haar queeste beginnen. Ook de kruisvaarders trekken er dan ook weer op uit. Ze heeft geen idee waar ze haar kinderen moet zoeken. Onderweg heerstchaos en zedeloosheid (prostitutie en verkrachtingen van vrouwen). Hamoutal bereikt Marseille; de aanbevelingsbrief werkt goed: ze wordt opgevangen door een rijke Jood die haar laat inschepen op een schip naar Alexandrië. Ook nu is er veel gevaar onderweg, de omstandigheden zijn ellendig. In Alexandrië moet ze weer verder voor de bootreis naar Caïro. Hier is een bloeiende Joodse    gemeenschap. Ze heeft aan boord seks met een man die haar uit handen van een onguur stel gered heeft. Haar redder laat haar daarna bij aankomst in de steek.

VII Cairo
Hamoutal arriveert totaal alleen, onwetend en uitgeput in Cairo. Ze gaat de synagoge zoeken, maar blijft daar voor de entree voor dood liggen. Zo  wordt door een rabbijn gevonden. Ze ontmoet ook een rijke Jood Shmuel. Deze man, een gaon en hoofd van een yeshiva (school), vraagt haar ten huwelijk. Uiteindelijk stemt ze daar mee in. Dan breekt een stabiele periode in een overigens onrustige tijd aan. Er wordt uit dit huwelijk een kind geboren. Het is haar vierde; haar derde kind is tijdens de queeste onderweg gestorven. Bij de geboorte is er een adder in de buurt van het kind. Niet het jongetje gaat dood, maar de slang. Is het een voorteken van God of Jaweh?
Haar man, de gaon, vertelt dat haar twee kinderen bij haar ouders in Rouen zijn. Hij had dat beter niet kunnen doen, want de onrust komt weer terug in het hoofd van Hamoutal. Ze wil haar kinderen zoeken en laat de gaon in de steek: ze neemt wel haar baby mee. Ze keert teug naar Alexandrië. Vandaar reist ze via Palermo weer naar Narbonne. Daar wordt ze echter niet meer met open armen ontvangen.

VIII Najera
Hamoutal trekt dan weer verder; ze neemt haar baby mee. Ze raakt psychisch in de war, noemt zich nu eens Vigdis, dan weer Hamoutal. Verder roept ze afwisselend de Joodse en de Christelijke God aan. Men denkt dat ze van de duivel is bezeten en daarom wordt ze op de brandstapel gezet. De oude Jood Obadiah die haar nog kent, redt haar, omdat hij haar wil vrijkopen. ‘s Nachts vlucht Hamoutal opnieuw met haar kind. De zich bedrogen voelende Christenen zijn woedend. Obadiah reist haar achterna. Hij is alleen. Obadiah treft in het bergdorpje (hetzelfde als dat waarin de ik-verteller nu woont) een zwaar zieke en verwaarloosde Hamoutal aan. Ze leeft als een dier in het veld. Wanneer ze giftige paddenstoelen vindt en eet, sterft ze. Haar lichaam vergaat volkomen in de natuur.
Inmiddels is het bijna 1100. Caïro (toen Fustat geheten) wordt door de grootvizier zelf in de brand gestoken. Hierdoor gaan vele kunstschatten verloren. Wonder boven wonder blijft de synagoge gespaard en worden daar in de19e eeuw de Joodse documenten gevonden.

IX Cambridge
De ik-verteller gaat in de UB van Cambridge die documenten bestuderen en hij kan ze zelfs aanraken. Dat brengt hem dichter bij de persoon van Hamoutal. De papieren gaan immers over de proseliete. Hij is nu in staat een roman over haar te schrijven.
 
X De schat van Monieux
In Monieux wordt al jaren een legende verteld: in de bergen is een schat verborgen. Wanneer de verteller op zoek gaat in de bergen, vindt hij de  restanten van een oude synagoge. De verborgen Joodse voorwerpen zijn dan waarschijnlijk de schat waarover de bewoners vertellen. Hij is er nu wel zeker van dat de geschiedenis van Hamoutal klopt. Zelf woont hij erg fijn en tevreden in het kleine bergdorp. Hij hoopt dat hij nog lang van de omgeving zal kunnen genieten om er uiteindelijk ook te sterven.